Verloskundigenpraktijk Ommen

Stuitligging

Bijna alle baby’s liggen vlak voor de bevalling in de juiste houding, met het hoofdje naar beneden. Maar een klein aantal ligt in een omgekeerde houding, ook wel stuitligging genoemd.
Er zijn verschillende soorten stuitliggingen afhankelijk van hoe de baby ligt:

  • Onvolkomen stuitligging: de benen liggen helemaal omhoog naast het lichaam, zodat het kind als het ware op zijn tenen kan sabbelen.
  • Volkomen stuitligging: de bovenbenen zijn langs het lichaam gestrekt, maar de knieën zijn gebogen als in kleermakerszit.
  • Half onvolkomen stuitligging: één been ligt gestrekt naar boven zoals bij een onvolkomen stuitligging, het andere been ligt naar beneden, zoals bij een volkomen stuitligging.
  • Voetligging: het kind ligt met één of beide benen gestrekt naar beneden, zodat een of twee voetjes onder de billen liggen.

 

Bij een stuitligging ligt de baby met het hoofd bovenaan in de baarmoeder en met het achterwerk (of de stuit) naar beneden. Voor de bevalling houdt deze positie extra risico’s in. De gynaecoloog kan daarom proberen het kind te draaien zodat het met het hoofd beneden komt te liggen.  Er wordt eerst een echo gemaakt om te bepalen of draaien mogelijk is. Dat is onder andere afhankelijk van de ligging van je baby en de hoeveelheid vruchtwater. Het meest geschikte tijdstip om de baby te draaien is bij een zwangerschap van 36 weken. Indien dit niet lukt wordt meestal geopteerd voor een keizersnede, vanwege het grote risico die stuitbevallingen met zich meebrengen.

Vroeg in de zwangerschap komen stuitliggingen veel voor. In de periode tussen de 20 en 25 weken ligt ongeveer één op de drie kinderen met het hoofd naar boven. Naarmate de zwangerschap vordert, draaien de meeste baby’s met hun hoofd naar beneden. Acht weken voor de uitgerekende datum ligt 10 tot 15 procent van de kinderen nog in stuitligging. Rond de uitgerekende datum is dat bij 3 op de honderd kinderen het geval.